Heeft Iedere Gelovige Een Bediening?


Dit artikel is genomen uit Anton Bosch’s nieuw boek “Building Blocks of the Church – Re-examining the basics.”
Het boek is nu verkrijgbaar op http://www.antonbosch.org/books.html


Over deze kwestie is veel gedebateerd door hen die streven naar een kerk volgens Nieuwtesta-mentische principes. De visies zijn uiteenlopend en gaan van een éénmansbediening tot de situatie waarbij elk lid wordt gedwongen tot deelname. Hoewel we sommige principes kunnen afleiden uit het Nieuw Testament, dienen we variaties gebaseerd op gaven, persoonlijkheden en dynamieken die aanwezig zijn in elke groep gelovigen, toe te laten.

De woorden “ieder” en “aan elkaar” worden verschillende keren gebruikt in het Nieuw Testament in de context van onze plicht t.o.v. het lichaam van Christus. Laten we enkel schriftteksten nader bekijken.

1Kor.12:11: "Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die eenieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil." In sommige moderne kerken bestaat de trend om gaven uit te delen aan de mensen afhangende van de kuren van de leiders. Er wordt voor hen gebeden en geprofeteerd met de gave van "toebedeling". Het voorrecht om een gave toe te bedelen en te bepalen welke die gift zal zijn, ligt volledig bij de H.Geest. Alhoewel de Korintiërs worden aangezet om te streven naar de hoogste gaven, is het niet aan ons mensen om te bepalen wat die gaven zijn of zullen zijn. Dit wordt in deze bijbelpassage benadrukt.

1Kor.14:26: “Telkens als gij samenkomt, heeft ieder iets: een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging " Kan dit nog duidelijker? Hier staat niet "sommigen" of "de leiders", maar "ieder" heeft een bijdrage in de samenkomst? Sommigen ontwijken dit Schriftwoord door te spreken in naam van een meerderheid der aanwezigen. Dit is nu exact wat het priesterschap van elke gelovige "niet" is.
 
Fil.2:4: “…en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder lette ook op dat van anderen." De taak om ook op het belang van de anderen te letten is niet enkel de taak van de pastors. Elke gelovige dient dat te doen. Dit niet enkel in theorie. Het vers roept op tot een praktische levensstijl die de belangen en noden van de anderen boven die van zichzelf stelt. Dit is de ware essentie van wat Jezus deed  toen Hij de vorm aannam van een dienaar om ons te redden.

Efe.4:16: “En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde. " Er is weinig ontkomen aan de directheid van dit vers. Paulus stelt duidelijk dat elk lid van de kerk moet deelnemen - er zijn geen passagiers of wisselstukken. Dit proces kan evenwel niet geforceerd worden. Aan nieuwe, verlegen en vleselijke gelovigen moet ruimte gelaten worden om te groeien tot een punt waarop ze ten volle in het kerkleven kunnen meedraaien.

Christenen spreken al schertsend van "stoelverwarmers" maar de waarheid is dat dit de meest beoefende "bediening" is in vele kerken. Stoelverwarming lijkt niet gebruikelijk in het Nieuw Testament en het is zeker niet de bedoeling van de leer van de Epistels. De voornaamste functie van bedieningsgaven is de heiligen toe te rusten tot het werk van hun bediening, of zoals in vers 12: “om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus"

Watchman Nee zegt dat het moeilijk is om iemand te vinden als Paulus die 5 gaven had, en plaatselijke gemeentes kunnen een leven lang wachten op het blitzbezoek van zo'n begiftigd talent. Maar elk verlost iemand heeft een talent, tenzij hij het heeft begraven. Dat wil zeggen dat indien slechts 6 personen samenkomen, ieder met zijn gave, de gemeente méér zal hebben dan wat zij zou hebben gehad indien ze had gewacht op de man met de vijf talenten. Dit duidt op de enorme schatten die in de gemeente aanwezig zijn wanneer elk lid zijn ding doet.

Het ideaal is dat elk lid van de gemeente zijn of haar functie daarin zou hebben, en getuigenis dat dit aantoont, waarop herkenning en openlijke aanvaarding door de gemeenschap volgt voor de formele plaats van het lid. Hierdoor kan er omwenteling komen in de gemeentes, door deelname in genade waar elk lid zijn of haar functie heeft, zonder naijver of frustratie, en waar de H.Geest de individuele gaven van iedereen aan elkaar zal lassen tot een gezamenlijk getuigenis van Zijn kracht.